Er zit nog niets in je winkelwagen. Wil je wat leuks zien?
Go shopping
De modder is van de laarzen geboend, inhoud van de koffer weer schoon gewassen en alle spierpijn begint langzaam uit mijn lichaam te verdwijnen. Potverdorie, wat is het bikkelhard werken als wijnboer. Als onderdeel van het Generation Riesling Project mocht ik een week meewerken bij Weingut Bangerth in de Pfalz, Duitsland.
Generation Riesling
Het Generation Riesling project is een initiatief tussen het Deutsche Weininstitut en het Nederlands Gilde van Sommeliers. Het idee is dat de ‘jonge’ sommeliers worden gekoppeld aan ‘jonge’ wijnmakers. Wij gaan naar hun toe om te ervaren hoe het is om wijnboer te zijn en op onze beurt proberen wij hen weer te koppelen aan een Nederlandse importeur. Want laten we eerlijk zijn, we werken veel met wijn, maar met name op het moment dat de fles daadwerkelijk open gaat. Alles wat daarvoor gebeurt, hebben we geleerd uit boeken, maar hoe gaat het er echt aan toe op zo’n wijndomein?
Op naar de Pfalz
Met een overvolle koffer, een blok Remeker kaas én een portie goede moed vertrok ik naar de Pfalz. Bij aankomst kreeg ik een warm ontvangst van Johannes en zijn vriendin. Voor ik het wist, zaten we al kennismakend alle wijnen uit het portfolio door te proeven. Dat heb ik geweten, want holy shit, wat maken die mensen veel verschillende cuvées. Alleen al 35 (!) droge witte en rode wijnen. En dan heb ik het nog niet eens over zoet, mousserend en het gezellige ‘Rariteitenkabinet’, de jaarlijkse uitprobeersels zoals een portwijn of een orange riesling. Als je denkt dat de Pfalz alleen maar gaat over riesling, spätburgunder en wat andere pinot-variëteiten, dan heb je het mis. Ze werken hier met maar liefst 26 verschillende druivenrassen. Ik daag je uit om er zo veel mogelijk op te sommen. Ooit gehoord van cabernet mitos? Nee? Ik ook niet. En ook leuk: grauburgunder oftewel pinot gris is HOT in de Pfalz. De hoogste prijzen per liter worden gevangen voor dit druivenras.
Werk aan de winkel
Goed, er moet ook gewerkt worden. De eerste drie dagen stonden in het teken van bottelen. Cool. Dacht ik. Welgeteld 18.000 flessen per dag, en dat keer 3 dagen, een kleine 55.000 flessen die door mijn handen zijn gegaan. Mijn god, de spierpijn, niet te doen.
Hoe gaat dit in z’n werk? Er staat één persoon op de algemene organisatie, één persoon voor de vul- en label machine, nog iemand die alle lege flessen op de band zet, de volgende vouwt alle dozen, en dan twee mensen die aan het einde van de band staan om alle flessen in dozen of kratten te leggen, dan iemand die alle dozen door de tape machine duwt en als laatste de bikkel die letterlijk alle dozen op een palet stapelt. Mooi om te zien hoe een team als een geoliede machine dagen van 06.30 – 19.00 uur maakt en alles helemaal smooth loopt zonder te verslappen.
Romantisch?
Vroeger was me al eens gezegd dat wijnmaken niet romantisch was, alleen het wijn drinken. Ik vond het toen een wat overdreven opmerking. Ik bedoel hele dagen tussen de wijnranken, altijd frisse lucht, veel ruimte om je heen en dagelijks bezig zijn met de lekkerste drank ter wereld, dat klinkt toch geweldig? Maar deze week kwam ik erachter waarom wijn maken toch echt niet zo romantisch is als het lijkt. Met dagelijks met 3 lagen thermokleding heb je het nog steeds berekoud. Na het schoonmaken van de derde tank is de lol ook wel weer af en wijngaardwerk in de regen is toch ook echt minder romantisch dan in het voorjaarszonnetje. Point taken.
Kortom, werken op een wijngoed is hele noeste en fysieke arbeid. De “niet lullen maar poetsen”-mentaliteit. Als wijnboer heb je met allerlei dagelijkse uitdagingen te maken. Komt m’n ingehurud personeel (veelal Roemenen die geen woord Engels noch Duits spreken) wel opdagen? Komen de labels op tijd binnen? Druiven die niet rijp worden in een koel jaar als 2021. Machines die stuk gaan, etc.
Doe- en denkwerk
Ik besef me dat, zoals ik het nu beschrijf, het klinkt alsof het vooral doe-werk is in plaats van denkwerk. Maar nee, zeker niet. Achter de schermen wordt er enorm veel geregeld en gepeinsd over hoe het elk jaar weer gaan aanpakken, je hebt natuurlijk maar één poging.
Een voorbeeld: sulfiet, een hot topic in de wijnwereld. Zo ook bij Weingut Bangerth. Samen met Johannes hebben we een aantal tanks ‘gesulfiteerd’. Maar hoeveel ga je toevoegen? Het doel is de wijn te stabiliseren, je hebt een bepaalde stijl voor ogen, maar je wilt ook niet meer gebruiken dan nodig.
Een ander voorbeeld: het snoeien van de wijngaarden. Hoeveel trossen willen we per arm? Zitten er voldoende voedingsstoffen in de bodem? Hoe creëren we balans tussen opbrengsten en kwaliteit? Maar ook: hoeveel druiven hebben we nodig om drie gezinnen te kunnen onderhouden. En niet onbelangrijk: kiezen we voor kwaliteit of kwantiteit?
De keuze voor kwaliteit of kwantiteit is voor mij altijd simpel geweest. Kwaliteit staat voorop en het leek me niet meer dan logisch dat je streeft naar het allerbeste. Of toch niet? Johannes en zijn familie hebben 20 hectare wijngaarden, echter bottelen ze alleen de wijn waarvan ze denken het te verkopen, ongeveer 30% van de totale hoeveelheid wijn die ze maken. De rest verkopen wordt verkocht in bulk aan coöperaties of andere wijnmakers. Wat een contrast.
Familiebedrijf
Sinds 2013 is Johannes, samen met zijn broer, onderdeel van het bedrijf van hun vader, die overigens ook nog volledig mee werkt. Sinds die tijd zijn ze langzaamaan wat veranderingen gaan doorvoeren. Minder gebruik van pesticide, (iets) lagere opbrengsten en er zijn een aantal houten vaten aangeschaft.
Klinkt allemaal alsof ze in een gespreid bedje terecht zijn gekomen. Of toch niet? Weingut Bangerth bestaat al drie generaties en 95% van hun wijnen worden verkocht aan private klanten. Ze werken niet met een distributeur in Duitsland en exporteren in principe ook niet. Deze klanten nemen elk jaar hetzelfde af en de wijnen worden persoonlijk aan huis geleverd. Het overgrote deel van deze klanten heeft de leeftijd van Johannes zijn ouders of nog ouder. Guess what… niet bepaald de doelgroep die houdt van experimenteren of verandering.
Johannes kwam na zijn studie tot wijnmaker terug vol wilde plannen. Zo heeft hij inmiddels geëxperimenteerd met een ‘orange’ riesling, een ‘port’ wijn en een wijn a la moscato d’asti. Aangezien deze stijlen niet per se aansluiten bij het huidige klantenbestand verkoopt hij ze onder het mom van rariteitenkabinet voor de liefhebber. Daarnaast heeft hij een aantal Frans eikenhouten vaten gekocht en maakt hij nu een serie single vineyard wijnen die hij bestempeld als zijn toprange. Vooralsnog zijn de prijzen voor deze toprange nog niet veel hoger dan de rest, want dat zouden de huidige klanten niet accepteren. Je hebt al een fles voor 10 euro, koopje! Nog even heeft hij overwogen om deze nieuwe wijnen onder een eigen label uit te brengen. Dat nieuwe label zou hem meer vrijheid geven om te experimenteren en passende prijzen te bepalen. Helaas is dit nooit echt van de grond gekomen want tja, zonder marketing of een importeur is het moeilijk verkopen.
Reality check
Ik vond het heftig om te zien dat deze jonge generatie vol ideeën toch zo vastgeroest zit aan oude structuren. Johannes, daarentegen, ziet het probleem niet en gaat lekker door met het voortzetten van het familiebedrijf. Ze zijn trots op wat ze maken, kunnen drie gezinnen onderhouden, hebben een financieel gezond bedrijf en maken zelfs nog een beetje winst. Dus waarom zou je dan dingen anders gaan doen?! Een heel fair punt natuurlijk. Reality check.